Omdat het na 66 dagen toch wel eens leuk is (en gemakkelijk voor mezelf) om eens een andere mening te horen, heb ik voor het verslag van afgelopen weekend de perfecte gastblogger bij mij: Marc Van den Broeck!
In het normale leven doet opstaan pijn. Hier in Suriname gaan mijn ogen open nog vóór de wekker afloopt (d.i. 6.30u). Een glimlach verschijnt rond mijn mond en ik spring vrolijk het bed uit. De douche heeft slechts één kraan, zoiets tussen warm en koud, maar dat is niet erg. Na het ontbijt met Eline en Eva komt de taxi ons oppikken en voor prikje voert hij ons naar de bus. Het wordt een weekendje Galibi, niet te verwarren met Walibi.
Toen we uit de taxi stapten, maakten onze meisjes een vreugdedansje, want de reisleider bleek Sergio te zijn. Hij is een donkere Surinaamse jongen van 28 met rastakapsel en de hele dag in de weer met praten, lachen, zingen en dansen. Zijn verwelkoming zette meteen de vrolijke sfeer van de trip aan. Nog even een ommetje maken tot bij de bakker, nog eentje om wat bus-cd's in te slaan en via de gigantische brug van 54m hoog verlieten we Paramaribo. In het busje zaten ook nog een 15 uitgelaten Hollanders, allemaal studenten met aanhang.
Op de weg naar Albina zijn we nog paar keer gestopt: voor een (2de) mini-ontbijt en voor de inslag van versnaperingen, 'vrolijke drankjes', zaklampen en poncho's. Al zingend reden we na een tijd de Marowijne over. Deze rivier vormt de grens tussen Suriname en Frans Guyana. Ineens zaten we terug in Europa. Een beetje verwarrend want hier rijden ze niet links en betalen ze niet met Surinaamse dollars. Na een bezoek aan een typisch marktje en een terrasje, stapten we in een primitieve motorboot. Een eindje stroomafwaarts brachten we een bezoek aan een historisch gevangeniskamp en kregen we van Sergio enkele gruwelijke verhalen te horen over het regime en de executies in die tijd. Toen onze maag daarvan ondersteboven lag, kregen we als middagmaal warme roti's (wraps met stukjes gekookte patat en een curry-achtig mengsel). Mijn maag onderging lijdzaam zijn lot.
Na een dik uur varen kwamen we aan de palmstranden waar de inheemse vissersdorpen van Galibi gelegen waren. We installeerden ons in onze hut en verkenden de omgeving met zijn primitieve nederzettingen en de zoo, t.t.z. enkele neusbeertjes en een paar mini-aapjes, die gewillig op onze schouder banaantje kwamen zitten eten.
Na de wandeling gingen wij even gewillig aan tafel voor het lekkere eten dat Euredice, onze Surinaamse kokkin, voor ons gemaakt had. Diezelfde avond stonden nog enkele dingen op het voorprogramma: een voorstelling van de plaatselijke folklore groep. Na het optreden mochten we zelf een poging doen om de dansen te imiteren. Omwille van het repetitieve element was dat niet zo moeilijk, ook al had ik wat moeite met de imitatie van de zwarte gier. Ook ons kampvuur en een heuse onweersbui mochten niet ontbreken.
's Avonds alles zijn gewone gang: een praatje met mama-Sheik over teenringen, een ventilator die plots in stukken naar beneden valt en een bezoekje aan Chi Min, één van de betere Chinezen in Paramaribo.
Ondertussen is het half 1 en is het hier rustig, want de meisjes zijn in hun bed gekropen. Missie volbracht, ik kruip er ook in.
Uw (éénmalige) verslaggever, Marc
Geen opmerkingen:
Een reactie posten